Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens

 

Artikel 65
1
Degene die naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derden van de tijd in Nederland verblijf zal houden, is verplicht zich binnen vijf dagen na de aanvang van zijn verblijf in persoon te melden bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn woonadres heeft om daarbij schriftelijk aangifte van verblijf en adres te doen. Indien hij geen woonadres heeft, is hij verplicht een briefadres te kiezen en dient hij zich binnen de gestelde termijn te melden bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn briefadres heeft om de bedoelde aangifte te doen.
2
Hij doet in de aangifte mededeling van zijn toekomstig verblijf in Nederland, van het vorige land van verblijf en van zijn adres in de gemeente.
3
Hij is verplicht bij de aangifte de inlichtingen te geven en de geschriften over te leggen ter zake van feiten betreffende zijn burgerlijke staat, zijn nationaliteit en zijn eerder verblijf in Nederland, die noodzakelijk zijn voor de bijhouding met betrekking tot hem van de basisadministratie. Op verzoek van het college van burgemeester en wethouders legt hij van een geschrift een door een beƫdigde vertaler vervaardigde Nederlandse vertaling over. Indien hij zich in Nederland vestigt, komende vanuit de Nederlandse Antillen of Aruba, is hij verplicht een hem betreffend verhuisbericht over te leggen, verstrekt door de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in de basisadministratie in de Nederlandse Antillen of Aruba, waar hij laatstelijk als ingezetene was ingeschreven.
4
Ten behoeve van de in artikel 109, vierde lid, bedoelde verstrekking van gegevens aan het Centraal Bureau voor de Statistiek kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat bij de aangifte opgave wordt gedaan:
a
van de voorgenomen verblijfsduur in Nederland;
b
indien de aangifte een vrouw betreft die geen ingeschrevene is, van bij de maatregel vast te stellen gegevens over haar levend geboren kinderen.
5
Tot het doen van aangifte van verblijf en adres overeenkomstig het eerste tot en met het vierde lid is eveneens verplicht degene die naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derden van de tijd in Nederland verblijf zal houden, op het moment dat:
a
ten aanzien van hem de in artikel 32 bedoelde aanwijzing wordt beƫindigd, of
b
hij ophoudt te behoren tot een categorie als bedoeld in artikel 33.
6
In een geval als bedoeld in het vijfde lid vangt de in het eerste lid bedoelde termijn van vijf dagen aan met ingang van de dag na die waarop een in het vijfde lid bedoelde situatie is ingetreden.
7
Aangifte van verblijf en adres blijft achterwege indien:
a
het verblijf aanvangt door geboorte en inschrijving plaatsvindt op grond van de geboorteakte,
b
ten aanzien van de betrokkene een aanwijzing als bedoeld in artikel 32 van kracht is,
c
de betrokkene behoort tot een categorie van personen als bedoeld in artikel 33, of
d
de betrokkene een vreemdeling is die niet is ingeschreven in een basisadministratie en geen rechtmatig verblijf geniet als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •